| Language | Dutch |
| Language Subtitle | Lutheran 1951 |
| Year | 1951 |
| Translator | Lutheran |
| Verse 1 | De gehele wereld nu had éénerlei taal en spraak. |
| Verse 2 | Toen zij nu naar het oosten trokken, vonden zij een effen land in het landschap Sinear, en woonden aldaar. |
| Verse 3 | En zij spraken onder elkander: Welaan, laat ons tigchelstenen strijken en branden. En zij namen tigchels tot stenen, en leem tot kalk, |
| Verse 4 | en spraken: Welaan, laat ons een stad en toren bouwen, welks spits tot aan den hemel reikt, opdat wij ons een naam maken; want wij worden misschien verstrooid in alle landen. |
| Verse 5 | Toen voer de Heer neder, opdat Hij de stad en den toren zag, welke de mensenkinderen bouwden; |
| Verse 6 | en de Heer sprak: Zie, het is éénerlei volk, en éénerlei spraak is onder hen allen; zij hebben dat begonnen te doen, en zullen niet aflaten van alwat zij voorgenomen hebben te doen: |
| Verse 7 | welaan, laat ons nedervaren en aldaar hunne spraak verwarren, opdat de één des anderen spraak niet versta. |
| Verse 8 | Alzo verstrooide de Heer hen vandaar in alle landen, dat zij moesten ophouden de stad te bouwen. |
| Verse 9 | Vandaar is haar naam Babel, omdat de Heer aldaar de spraak van alle landen verward en hen vandaar verstrooid had in alle landen. |
| Submitted By | Kees Huyser |
| Date Submitted | Tuesday, January 07, 2003 |
| Date Edited | Tuesday, January 07, 2003 |
| Date To Headline | Tuesday, January 07, 2003 |